Wordlists: Hoofdstuk 1 - Reset

Duits - Nederlands

Test or learn this wordlist now

Download this wordlist for Teach2000

Download this wordlist for Overhoor

Download this wordlist for Backpack

Download this wordlist for Wrts

Send to friend

Naam: Hoofdstuk 1 - Reset

Description:

Created on: thursday 10 january 2008

Category: Na Klar! 3 vwo

Primary language: Duits

Secondary language: Nederlands

Downloads: 201

Tests: 71

Tags:

1 vwo nederlands 3 na klar duits hoofdstuk reset

	Duits	Nederlands
1	sperren	opsluiten
2	sich aufführen	een scène maken
3	das Kaninchen	het konijn
4	der Käfig	de kooi
5	Mistvieh	rotbeest
6	geschafft	gelukt
7	furchtbar	vreselijk
8	eine Masche im Pulli	een haal in de trui
9	etwas Sauteures	iets waanzinnig duurs
10	die ausgefallensten Sachen	de meest aparte dingen
11	das Kleid	de jurk
12	der Gemüseladen	de groentewinkel
13	brauchen	nodig hebben
14	im Geschäft	in de winkel
15	der Lackstiefel	de laklaars
16	die Lackstiefel	de laklaarzen
17	die Hose	de broek
18	die Bluse	de bloes
19	anziehen	aantrekken
20	die Umkleidkabine	het pashokje
21	die Größe	de maat
22	versuchen	proberen
23	Es macht Spaß!	Het is leuk!
24	gute Laune	goede zin
25	der Erfolg	het succes
26	der Duft	de geur
27	die Düfte	de geuren
28	die Räucherstäbchen	de wierookstokjes
29	die Zunge	de tong
30	die Geschmacksrichtung	de smaak
31	der Auszug	het uitreksel
32	die Auszüge	de uitreksels
33	langweilig	saai
34	der Schreibtisch	het bureau
35	die Büroklammern	de paperclips
36	der Geldbeutel	de portomonnee
37	Er fängt an	Het begint
38	die Schultasche	de schooltas
39	der Kuli	de balpen
40	der Kugelschreiber	de balpen
41	die Klausur	het proefwerk
42	die Klausuren	de proefwerken
43	das Mäppchen	het etui
44	das Blechmäppchen	het pennenblikje
45	der Schulalltag	de dagelijkse schoolsleur
46	Von wegen	geen sprake van
47	die Steigerung	de verhoging
48	schützen vor	beschermen tegen
49	der Glücksbringer	de talisman
50	die Note	het cijfer
51	die Noten	de cijfers
52	der Schwarm	de vlam
53	entsprechend	passend bij
54	Wo bist du in Urlaub gewesen?	Waar ben je op vakantie geweest?
55	Hast du gutes Wetter gehabt?	Heb je mooi weer gehad?
56	Es hat kaum geregnet	Het heeft nauwelijks geregend
57	Wie redest du mit ihm?	Hoe praat je met hem?
58	Wir reden mal Deutsch mal Französisch	We praten nu eens Duits dan weer Frans
59	Weißt du schon, was du kaufen wirst?	Weet je al wat je zal kopen?
60	Du kannst jetzt ja alles kaufen was du willst	Je kunt nu immers alles kopen wat je wilt
61	Ich werde mal sehen	Ik zal wel zien
62	Wird es nicht mal Zeit für etwas Anderes?	Wordt het niet eens tijd voor iets anders?
63	Und, wenn ich solche Klamotten mag?	En als ik nou van zulke kleren houd?
64	Du musst mal was ganz Anderes kaufen.	Je moet eens iets heel anders kopen.
65	Sollen wir dort mal hingehen?	Zullen we daar eens heen gaan?
66	Na gut, wenn es sein muss	Goed dan als dat zonodig moet
67	Sieh mal! Würdest du so was anziehen?	Kijk! Zou jij zoiets aantrekken?
68	Wenn ich dein Geld hätte...	Als ik jouw geld zou hebben...
69	Wärst du noch lange keine Millionärin	Zou je nog lang geen miljonaire zijn
70	Guck doch mal!	Moet je toch eens zien!
71	Du könntest gleich auf den Strich gehen	Je zou meteen kunnen gaan tippelen
72	Das wäre auch mal spannend	Dat zou ook wel eens spannend zijn.
73	Ich möchte die Sachen mal anprobieren	Ik zou die spullen eens willen passen.
74	Bist du bescheuert?	Ben je niet goed snik?
75	Hallo!	Tag!
76	Pardon	Verzeihung
77	Al goed, geeft niet	Schon gut, macht nichts
78	Serieus?	Im Ernst?
79	Goed van jou!	Mensch, toll!
80	Hoe zie ik eruit?	Wie sehe ich aus?
81	Wat vind je ervan?	Was hältst du davon?
82	Daar heb je Lisa!	Da kommt ja Lisa!
83	Niets aan te doen	Da kann man nichts machen
84	Klopt	Stimmt
85	Eindelijk ben ik van die stomme bril af!	Endlich bin ich die blöde Brille los!
86	Iets anders	Was anderes
87	Hoe heette die nou?	Wie hieß er doch?
88	Kom, help eens	Komm, hilf mal
89	Vertel nou joh!	Mensch, erzähl doch!
90	Nee, eerst ben jij aan de beurt	Nein, erst bist du an der Reihe
91	Doe niet zo dom!	Sei doch nicht so albern!
92	Wat zei je?	Wie bitte?
93	Momentje	Moment
94	Wat denk je wel?	Was glaubst du wohl?
95	Ik vind dat gewoon leuk	Mir gefällt das eben
96	Als jij dat vindt	Wenn du meinst
97	Nou, schiet op dan!	Also, mach schon!
98	Amsterdam, 3 maart...	Amsterdam, den 3. März...
99	Beste Peter	Lieber Peter
100	Beste Petra	Liebe Petra
101	Hallo vrienden	Hallo freunde
102	Hoe gaat het met je?	Wie geht es dir?
103	Mij gaat het goed	Mir geht es gut
104	Bedankt voor je brief	Danke für deinen Brief
105	Bedankt voor...	Ïch bedanke mich für...
106	Ik had eerder moeten schrijven	Ich hätte eher schreiben sollen
107	Ik had veel te doen	Ich hätte viel zu tun
108	Schrijf snel terug!	Schreib schnell züruck!
109	De groeten aan iedereen	Schönen Grus an alle
110	Laat wat van je horen!	Melde dich!
111	Tot gauw!	Bis bald!
112	Je paul	Dein Paul
113	Je paula	Deine Paula

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen