Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: 3ac2Frans} 2de thema toets

frans - nederlands

Naam: 3ac2Frans} 2de thema toets

Description:

Created on: tuesday 13 april 2010

Category: Jaar 2: Frans

 

Primary language: frans

Secondary language: nederlands

 

Downloads: 4

Tests: 0

 

AddThis Social Bookmark Button
frans Remark (frans) nederlands Remark (nederlands)
1 le repas de maaltijd
2 le petit-déjeuner het ontbijt
3 le déjeuner de lunch
4 le dîner het diner
5 le goûter het vieruurtje
6 manger eten
7 boire drinken
8 avoir faim honger hebben
9 avoir soif dorst hebben
10 goûter proeven
11 le goût de smaak
12 couper snijden
13 une assiette een bord
14 un couteau een mes
15 une cuillère een lepel
16 une fourchette een vork
17 une tasse een kopje
18 une soucoupe een schoteltje
19 un verre een glas
20 une bouteille een fles
21 le pain het brood
22 le beurre de boter
23 la viande het vlees
24 l'oeuf het ei
25 le jambon de ham
26 le fromage de kaas
27 l'eau het water
28 le lait de melk
29 le thé de thee
30 le cadé de koffie
31 le vin de wijn
32 un gâteau een taart/gebakje/koekje
33 la glace het ijsje
34 le parfum de smaak
35 faire la cuisine koken
36 le livre de cuisine het kookboek
37 le cuisinier de kok
38 composer un menu een menu samenstellen
39 varier afwisselen
40 la recette het recept
41 mettre la table de tafel dekken
42 débarrasser la table de tafel afruimen
43 la lave-vaisselle de afwasmachine
44 faire la vaisselle afwassen
45 essuyer afdrogen
46 un torchon een theedoek
47 une boîte een blik
48 préparer klaarmaken
49 une nappe een tafellaken
50 inviter uitnodigen
51 la serviette de servet
52 la soupe de soep
53 l'entrée het voorgerecht
54 mon plat préféré mijn lievelingsgerecht
55 faire passer doorgeven
56 sentir ruiken
57 le dessert het dessert
58 vide leeg
59 servir inschenken
60 volontiers graag
61 une carafe een karaf
62 sortir de table van tafel gaan
63 les plats de gerechten
64 les tartines de boterhammen
65 étaler smeren
66 peser wegen
67 la pâte het deeg
68 une balance een weegschaal
69 brûler verbranden
70 découper snijden
71 la baguette het stokbrood
72 la tranche de plak
73 ajouter toevoegen
74 délicieux heerlijk
75 la marmite de pan
76 avaler doorslikken
77 faire frire vlees/vis bakken
78 faire sauter groenten bakken
79 la poêle de koekepan
80 les herbes de kruiden
81 attre kloppen
82 la farine de meel
83 une sauce een saus
84 mélanger mengen
85 la crêpe de pannenkoek
86 épais dik
87 refaire opnieuw maken
88 la moutarde de mosterd
89 le sel het zout
90 le poivre de peper
91 l'huile de olie
92 le vinaigre de azijn
93 le sucre de suiker
94 la confiture de jam
95 un kilo een kilo
96 une livre een pond
97 un litre een liter
98 ça suffit dat is voldoende
99 l'addition de rekening
100 commender bestellen
101 le morceau het stuk
102 gras vet
103 le poids het gewicht
104 les bonbons de snoepjes
105 conserver bewaren
106 couper snijden
107 le boulanger de bakker
108 le boucher de slager
109 le paquet het pakje
110 le rayon het rek
111 la salade de salade
112 un légume een groente
113 une ccarrotte een wortel
114 un chou een kool
115 une tomate een tomaat
116 les haricots de bonen
117 des endives witlof
118 des épinards spinazie
119 des petits pois doperwten
120 une pomme de terre een aardappel
121 un oignon een ui
122 de l'ail knoflook
123 des fruits fruit/de vruchten
124 du boeuf rundvlees
125 du veau kalfsvlees
126 du mouton schapenvlees
127 de l'agneau lamsvlees
128 du porc varkensvlees
129 du cheval paardenvlees
130 du poulet kippenvlees
131 du poisson vis
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken