Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: Hoodstuk 1

Duits - Nederlands

Naam: Hoodstuk 1

Description:

Created on: tuesday 13 april 2010

Category: Jaar 3: Duits

 

Primary language: Duits

Secondary language: Nederlands

 

Downloads: 4

Tests: 0

 

AddThis Social Bookmark Button
Duits Remark (Duits) Nederlands Remark (Nederlands)
1 am höchsten het hoogst
2 am besten het best
3 am größten het grootst
4 am schnellsten het snelst
5 am meisten het meest
6 am kleinsten het kleinst
7 am ältesten het oudst
8 am stärksten het sterkst
9 am liebsten het liefst
10 am gefährlichsten het gevaarlijkst
11 am teuersten het duurst
12 am interessantesten het interessantst
13 am langweiligsten het saaist
14 am schlechtesten het slechst
15 Klettern klimmen
16 Fußball voetbal
17 Tennis tennis
18 Leichtathletik atletiek
19 Eislaufen schaatsen
20 Drachenfliegen deltavliegen
21 Reiten paardrijden
22 Eishockey ijshockey
23 Schifahren skiën
24 Schwimmen zwemmen
25 Fechten vechten
26 Turnen turnen
27 Tischtennis tafeltennis
28 Rudern roeien
29 Segeln zeilen
30 Wasserball waterpolo
31 Windsurfen windsurfen
32 Snowboarden snowboarden
33 Gleitschirmfliegen paragliden
34 Basketball basketbal
35 Handball handbal
36 Tanzen dansen
37 etwas vergleichen iets verglijken
38 das Aussehen het uiterlijk
39 ausdrücken uitdrukken
40 begründen motiveren
41 die Erlaubnis de toestemming
42 wichtig belangrijk
43 der Grund (die Gründe) de reden
44 die Vergangenheit de verledentijd
45 der Körperteil (die Körperteile) het lichaamsdeel
46 nach dem Befinden fragen vragen hoe het met iemand gaat
47 Wie schade! wat jammer!
48 die Aussage (die Aussagen)
49 langweilig saai
50 anstrengend vermoeiend
51 gewinnen winnen
52 das Tor (die Tore) het doelpunt
53 ein Tor schießen een doelpunt maken
54 das Brötchen het broodje
55 gewinnen winnen
56 wetten wedden
57 die Freizeit de vrijetijd
58 das Wochenende het weekend
59 die Mannschaft (die Mannschaften) het elftal, het team
60 der Wettkampf (die Wettkämpfe) de wedstrijd
61 das Land (die Länder) het land
62 später later
63 der Profi (die Profis) de professional
64 mögen mogen, lusten
65 die Konkurrenz de concurentie
66 der Leistungssport de wedstrijdsport
67 der Sportler (die Sportler) de sporter
68 ich möchte ik zou graag willen
69 der Vogel (die Vögel) de vogel
70 aufsteigen opstijgen
71 vorbereiten voorbereiden
72 der Anlauf de aanloop
73 der Kurs (die Kurse) de cursus
74 beliebt geliefd
75 das Gebirge het gebergte
76 der Fluss (die Flüsse) de rivier
77 das Abenteuer het avontuur
78 ungefähr ongeveer
79 der Wasserfall (die Wasserfälle) de waterval
80 manchmal af en toe
81 die Kurve (die Kurven) de bocht
82 anstrengend vermoeiend
83 senkrecht loodrecht, verticaal
84 waagerecht horizontaal
85 die Felswand de rots
86 der Fuß (die Füße) de voet
87 die Hand (die Hände) de hand
88 die Kraft (die Kräfte) de kracht
89 entsetzlich ontzettend
90 scheußlich afschuwelijk
91 der Mist de onzin
92 das Programm (die Programme) het programma
93 umschalten verzetten
94 der Film (die Filme) de film
95 der Zeichentrickfilm de tekenfilm
96 der Krimi (die Krimis) de misdaadfilm
97 die Komödie de komedie
98 die Spitzenzeit de beste tijd
99 das Ass (die Asse) de aas
100 das Monster (die Monster) het monster
101 der Krümel de kruimel
102 die Tüte (die Tüten) de zak
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken