Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: lfp1 m0h3 alles

Frans - Nederlands

Naam: lfp1 m0h3 alles

Description:

Created on: friday 25 april 2008

Category: Le français professionnel 1 M0

 

Primary language: Frans

Secondary language: Nederlands

 

Downloads: 70

Tests: 15

 

AddThis Social Bookmark Button
Frans Remark (Frans) Nederlands Remark (Nederlands)
1 une firme een firma
2 qui die
3 nous collaborons wij werken samen
4 collaborer samenwerken
5 souvent vaak
6 avec met
7 des entreprises ondernemingen
8 une entreprise een onderneming
9 par exemple bijvoorbeeld
10 le département de afdeling
11 le secrétariat het secretariaat
12 la comptabilité de boekhouding
13 le personnel het personeel
14 l'achat de inkoop
15 la vente de verkoop
16 le marketing de marketing
17 la logistique de logistiek
18 plusieurs verscheidene
19 tous allemaal
20 elle dirige zij leidt
21 diriger leiden
22 une assistante de direction een DS/MA
23 surveiller bewaken, letten op
24 le travail het werk
25 ce sont dat zijn
26 souvent vaak
27 ensemble samen
28 un assistant een medewerker
29 nous faisons wij doen
30 faire doen
31 ils font zij doen
32 la gestion het beheer
33 la vente aux enchères de veiling
34 depuis sinds
35 acheter kopen
36 le produit het product
37 en Europe in Europa
38 l'Europe Europa
39 beaucoup de veel
40 stimuler stimuleren
41 moi ik
42 le magasin het magazijn
43 j'organise ik organiseer
44 organiser organiseren
45 le transport het transport
46 le camion de vrachtwagen
47 nous louons wij huren
48 louer huren
49 le transporteur de transporteur
50 je prépare ik bereid voor
51 préparer voorbereiden
52 un agenda een agenda
53 j'accueille ik onvang
54 accueillir ontvangen
55 le visiteur de bezoeker
56 Je réponds au téléphone. Ik beantwoord de telefoon.
57 répondre à beantwoorden
58 le téléphone de telefoon
59 je tape ik typ
60 taper typen
61 la lettre de brief
62 le contrat het contract
63 par semaine per week
64 la semaine de week
65 quand wanneer
66 tous les jours alle dagen, elke dag
67 de (+tijd) à (+tijd) van (+tijd) tot (+tijd)
68 à midi om 12 uur ’s middags
69 à (+ tijd) om (+tijd)
70 la pause de pauze
71 le jour de dag
72 sauf behalve
73 le vendredi vrijdags
74 vendredi vrijdag
75 l'après-midi de middag
76 je termine ik eindig
77 terminer eindigen
78 Je vous écoute. Ik luister.
79 écouter luisteren naar
80 tard laat
81 le contact het contact
82 à l'étranger in het buitenland
83 aussi ook
84 il y a er is, er zijn
85 au bureau in het kantoor
86 une réunion een vergadering
87 la salle de réunion de vergaderzaal
88 qui? wie?
89 l'ordre du jour de agenda
90 n'est pas is niet
91 ne … pas niet
92 mercredi woensdag
93 prochain aanstaande
94 Une semaine a sept jours. Een week heeft zeven dagen.
95 lundi maandag
96 mardi dinsdag
97 jeudi donderdag
98 vendredi vrijdag
99 samedi zaterdag
100 dimanche zondag
101 je voudrais ik wil
102 parler à spreken met
103 fixer afspreken
104 vous-même u zelf
105 dans in
106 je note ik noteer
107 noter noteren
108 un agenda een agenda
109 Je vous remercie beaucoup. Ik dank u zeer.
110 remercier danken
111 Ne vous inquiétez pas! Wees gerust!
112 le sujet het onderwerp
113 pour lui voor hem
114 d'ailleurs trouwens
115 waar
116 il commence hij begint
117 commencer beginnen
118 il peut hij kan
119 une lettre een brief
120 demain morgen
121 impossible onmogelijk
122 possible mogelijk
123 demander vragen
124 Quelle heure est-il? Hoe laat is het?
125 Il est … heure(s). Het is … uur.
126 pourquoi? waarom?
127 le TGV de HSL
128 il va hij gaat
129 arriver aankomen
130 discuter de praten over
131 la participation de deelname
132 le salon de beurs
133 international internationaal
134 chercher afhalen
135 la gare het station
136 je vais ik ga
137 réserver reserveren
138 une table een tafel
139 maintenant nu
140 trop te
141 toujours altijd
142 A quelle heure? Hoe laat?
143 il part hij vertrekt
144 le TGV pour Paris de HSL naar Parijs
145 aller gaan
146 il va hij gaat
147 rentrer terugkeren
148 commander bestellen
149 appeler bellen
150 le taxi de taxi
151 tôt vroeg
152 autre andere
153 encore nog
154 j'appelle ik bel
155 appeler bellen
156 ne …… pas encore nog niet
157 nous allons wij gaan
158 proposer à voorstellen aan
159 la personne de persoon
160 je vais ik ga
161 près de bij
162 C’est une bonne idée! Dat is een goed idee!
163 mercredi woensdag
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken