Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: Kap3 Redemittel E

duits - nederlands

Naam: Kap3 Redemittel E

Description:

Created on: monday 21 april 2008

Category: Neue Kontakte 1 thv

 

Primary language: duits

Secondary language: nederlands

 

Downloads: 78

Tests: 2

 

AddThis Social Bookmark Button
duits Remark (duits) nederlands Remark (nederlands)
1 Darf ich dich was fragen? Mag ik jou wat vragen?
2 In welche Schule gehst du? Op welke school zit jij?
3 Und Jelina? En Jelina?
4 Wann geht sie in die Schule? Wanneer gaat zij naar school?
5 In welche Klasse gehst du? In welke klas zit jij?
6 Weißt du, wie spät es ist? Weet jij hoe laat het is?
7 Wie spät fängt die Schule an? Hoe laat begint de school?
8 Wie lange dauert eine Stunde? Hoe lang duurt een (les)uur?
9 Wann hast du frei? Wanneer heb je vrij ?
10 Welches Fach hast du Dienstag die erste Stunde? Welk vak heb je dinsdag het eerste uur?
11 Und Mittwoch die zweite Stunde? En woensdag het tweede uur?
12 Wann hast du Sport? Wanneer heb je gym ?
13 Und wann hast du wieder Biologie? En wanneer heb je weer biologie?
14 Wie viel Stunden habt ihr heute? Hoeveel uur hebben jullie vandaag?
15 Wie viel Stunden hast du pro Woche? Hoeveel uur heb je per week?
16 Wie viel Stunden habt ihr Französisch. Hoeveel uur hebben jullie Frans?
17 Was für ein Fach habt ihr Montag die dritte Stunde? Welk vak hebben jullie maandag het derde uur?
18 Und Donnerstag die sechste Stunde? En donderdag het zesde uur?
19 Wann beginnt die kleine Pause? Wanneer begint de kleine pauze?
20 Wann hast du große Pause? Wanneer heb je de grote pauze ?
21 Wie lange dauert eine Pause? Hoe lang duurt een pauze?
22 Von wann bis wann ist die fünfte Stunde? Vanaf wanneer en tot wanneer duurt het vijfde uur?
23 Was willst du denn wissen? Wat wil je dan weten?
24 Ich gehe in eine Realschule. Ik zit op het vmbo/havo.
25 Sie geht in eine Gesamtschule. Zij zit op een scholengemeenschap.
26 Um Viertel nach sieben. Om kwart over acht.
27 Ich gehe in die siebte Klasse. Ik zit in de eerste klas.
28 Es ist jetzt ein Uhr. Het is nu een uur.
29 Der Unterricht beginnt um Viertel vor acht. De les begint kwart voor acht.
30 Die dauert fünfundvierzig Minuten. Die duurt vijfenveertig minuten.
31 Am Samstag habe ich immer frei. Op zaterdag ben ik altijd vrij.
32 Da habe ich Erdkunde. Dan heb ik aardrijkskunde.
33 Da habe ich Mathe. Dan heb ik wiskunde.
34 Die siebte und die achte Stunde. Het zevende en achtste uur.
35 Am Freitag die dritte Stunde. Op vrijdag het derde uur.
36 Das wissen wir noch nicht. Dat weten we nog n iet.
37 Wir haben zweiunddreißig Stunden. Wij hebben tweeëndertig lesuren.
38 Drei Stunden pro Woche. Drie uur per week.
39 Montag die dritte Stunde haben wir Englisch. Maandag het derde uur hebben we Engels.
40 Da haben wir Niederländisch. Dan hebben wij Nederlands.
41 Das weiß ich nicht. Dat weet ik niet.
42 Von Viertel nach zwölf bis zehn nach halb eins. Van kwart over twaalf tot tien over half een.
43 Die dauert eine halbe Stunde. Die duurt een half uur.
44 Von halb eins bis zehn vor halb zwei. Van half een tot tien voor half twee.
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken