Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: Kap5 Lernliste-alle woorden

Duits - Nederlands

Naam: Kap5 Lernliste-alle woorden

Description:

Created on: monday 21 april 2008

Category: Neue Kontakte 1 bkgt

 

Primary language: Duits

Secondary language: Nederlands

 

Downloads: 76

Tests: 5

 

AddThis Social Bookmark Button
Duits Remark (Duits) Nederlands Remark (Nederlands)
1 heute vandaag
2 Woher kommen Sie? Waar komt u vandaan?
3 Er ist Lkw-Fahrer. Hij is vrachtwagenchauffeur.
4 jetzt nu
5 lernen leren
6 eigentlich eigenlijk
7 Ich spreche Deutsch. Ik spreek Duits.
8 kaufen kopen
9 tschüs doei
10 schon al
11 arbeiten werken
12 Wo arbeitet er? Waar werkt hij?
13 Was findest du? Wat vind jij?
14 Warum antwortest du nicht? Waarom antwoord jij niet?
15 super prachtig s..
16 toll prachtig t..
17 spitze prachtig sp..
18 interessant interessant
19 langweilig saai
20 es geht het gaat
21 okay oké
22 blöd stom b..
23 doof stom d..
24 schrecklich verschrikkelijk
25 Ich bin Kelnerin. Ik ben serveerster.
26 Sie ist Busfahrerin. Zij is buschauffeur.
27 Wie viel verdienst du? Hoeveel verdien jij?
28 Keine Idee! Geen idee!
29 der Automechaniker de automonteur
30 der Bauer de boer
31 trainieren trainen
32 pro Jahr per jaar
33 am liebsten het liefst
34 eine Million een miljoen
35 am besten het best
36 groß groot
37 klein klein
38 Wo bist du geboren? Waar ben jij geboren?
39 verdienen verdienen
40 trinken drinken
41 der Beruf het beroep
42 Was ist sein Hobby? Wat is zijn hobby?
43 Wo wohnt ihr Freund? Waar woont haar vriend?
44 Ich habe keine Arbeit. Ik heb geen werk.
45 Wo sind deine Eltern? Waar zijn jouw ouders?
46 Was macht sie? Wat doet zij?
47 Ich finde das blöd. Ik vind dat stom.
48 morgen morgen
49 Wie bitte? Wat zegt u?
50 Er ist arbeitslos. Hij is werkloos.
51 bei bij
52 pro Tag per dag
53 warten wachten
54 der Markt de markt
55 die Pflanze de plant
56 die Pflanzen de planten
57 Er ist Blumenhändler. Hij is bloemist.
58 später later
59 mein Traumberuf mijn droomberoep
60 Sie arbeitet bei der Polizei. Zij werkt bij de politie.
61 Ich will Pilotin werden. Ik wil pilote worden.
62 der Wohnort de woonplaats
63 das Wochenende het weekend
64 der Verkäufer die Verkäuferin «»
65 der Polizist die Polizistin «»
66 der Reiseleiter die Reiseleiterin «»
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken