Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: Kap3 Lernliste-alle woorden

Duits - Nederlands

Naam: Kap3 Lernliste-alle woorden

Description:

Created on: monday 21 april 2008

Category: Neue Kontakte 1 bkgt

 

Primary language: Duits

Secondary language: Nederlands

 

Downloads: 69

Tests: 7

 

AddThis Social Bookmark Button
Duits Remark (Duits) Nederlands Remark (Nederlands)
1 Hallo, hier Karina. Hallo, met Karina.
2 Wie geht es dir? Hoe gaat het met jou?
3 Es geht mir gut. Het gaat goed met mij.
4 die Familie het gezin
5 die Schwester de zus
6 die Schwestern de zussen
7 der Bruder de broer
8 die Brüder de broers
9 Ich habe einen Bruder. Ik heb een broer.
10 die Eltern de ouders
11 die Mutter de moeder
12 der Vater de vader
13 das Kind het kind
14 die KInder de kinderen
15 die Tante de tante
16 der Onkel de oom
17 die Großeltern de grootouders
18 die Großmutter die Oma
19 der Großvater der Opa
20 gut schlecht «»
21 zwanzig, einundzwanzig, 20,21,
22 dreißig, vierzig, fünfzig, 30, 40, 50,
23 sechzig, siebzig, achtzig, 60, 70, 80,
24 fünfundachtzig 85
25 neunzig, hundert, 90, 100
26 hunderteins 101
27 schreiben schrijven
28 finden vinden
29 Wo wohnst du? Waar woon jij?
30 Wie alt sind Sie? Hoe oud bent u?
31 Wann kommst du? Wanneer kom jij?
32 Warum nicht? Waarom niet?
33 Woher kommen Sie? Waar komt u vandaan?
34 Was ist das? Wat is dat?
35 In welche Klasse gehst du? In welke klas zit jij?
36 der Freund (die Freunde) de vriend
37 Ich habe eine Schwester. Ik heb een zus.
38 deine Cousine jouw nicht
39 dein Onkel jouw oom
40 Ich habe keine Kinder. Ik heb geen kinderen.
41 Hast du mein Buch? Heb jij mijn boek?
42 der Freund die Freundin «»
43 die Freunde die Freundinnen «»
44 jetzt nu
45 gestern gisteren
46 toll fantastisch
47 ich höre gern Musik. ik luister graag naar muziek.
48 in Deutschland in Duitsland
49 Bis morgen. Tot morgen.
50 Auf Wiederhören. Tot horens.
51 aus München uit München
52 das Handy het mobieltje
53 Meine Nummer ist Mijn nummer is
54 allein alleen
55 da links daar links
56 arbeiten werken
57 Sind Sie verheiratet? Bent u getrouwd?
58 die Geschwister de broer(s) en/of zus(sen)
59 schon al
60 Wer sind Sie? Wie bent U?
61 allein zusammen «»
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken