Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: Aula Internacional 1 Unidad 7

Spaans - Nederlands

Naam: Aula Internacional 1 Unidad 7

Description:

Created on: monday 21 april 2008

Category: Aula Internacional

 

Primary language: Spaans

Secondary language: Nederlands

 

Downloads: 191

Tests: 17

 

AddThis Social Bookmark Button
Spaans Remark (Spaans) Nederlands Remark (Nederlands)
1 el bocata belegd broodje
2 la especialidad specialiteit
3 el bocadillo belegd broodje
4 el chorizo chorizo
5 el salchichón Spaanse gedroogde worst
6 el jamón serrano serranoham
7 el jamón york yorkham
8 el atún tonijn
9 la anchoa ansjovis
10 vegetal vegetarisch
11 la lechuga sla
12 el tomate tomaat
13 el huevo ei
14 el huevo duro hardgekookt ei
15 la cebolla ui
16 caliente warm
17 la tortilla francesa omelet
18 la patata aardappel
19 la tortilla de patatas aardappelomelet
20 el bacon bacon
21 la hamburguesa hamburger
22 el lomo lendestuk
23 el calamar inktvis
24 la salchicha de frankfurt knakworst
25 la mayonesa mayonaise
26 la mostaza mosterd
27 el ketchup ketchup
28 el embutido worst; vleeswaren
29 la carne vlees
30 el pescado vis
31 la verdura groente
32 lácteo zuivel-
33 la salsa saus
34 el condimento smaakmaker
35 el ingrediente ingrediënt
36 el menú menukaart
37 el menú del día dagmenu
38 el primero voorgerecht
39 la sopa soep
40 la ensalada salade
41 mixto/-a gemengd
42 los macarrones macaroni
43 gratinado/-a gegratineerd
44 el segundo hoofdgerecht
45 el pollo kip
46 asado/-a gebraden
47 los calamares inktvisringen
48 a la plancha gegrild
49 el pimiento paprika
50 el flan pudding
51 el yogur yoghurt
52 el melón meloen
53 el pan brood
54 el arroz rijst
55 la leche melk
56 el arroz con leche rijstebrij
57 la merluza heek
58 la merluza a la romana gepaneerde heek
59 el gazpacho koude tomatensoep
60 los canelones cannelloni
61 el bistec biefstuk
62 el helado ijs
63 las lentejas linzen
64 la sardina sardine
65 el huevo frito gebakken ei
66 la fruta vrucht, fruit
67 ¿Qué le pongo? Wat mag het zijn?
68 poner neerzetten, neerleggen
69 ahora mismo nu meteen
70 ¿Qué le debo? Wat ben ik u verschuldigd?
71 deber verschuldigd zijn
72 beber drinken
73 el gas koolzuur
74 perdone pardon
75 traer brengen
76 enseguida meteen
77 la cuenta rekening
78 los fideos vermicelli
79 el verano zomer
80 más tarde later
81 el zumo sap
82 cariño lieveling
83 el hambre v honger
84 tener hambre trek hebben
85 venga toe maar
86 el cruasán croissant
87 la carta brief
88 el horno oven
89 la cerveza bier
90 ofrecer aanbieden
91 el licor likeur
92 el pepino komkommer
93 el ajo knoflook
94 la sal zout
95 el vinagre azijn
96 la sangría sangria
97 la naranja sinaasappel
98 frito gebakken
99 guisado gestoofd
100 cocido gekookt
101 crudo rauw
102 al vapor gestoomd
103 el acompañamiento bijgerecht
104 el desayuno ontbijt
105 el almuerzo lunch, middageten
106 la comida middageten
107 la merienda vieruurtje
108 almorzar lunchen
109 merendar een vieruurtje eten
110 la tostada geroosterd brood, toast
111 mejor beter
112 fresco vers
113 la manera manier, wijze
114 japonés Japans
115 el té thee
116 la coca-cola cola
117 el vino blanco witte wijn
118 el tiempo tijd
119 del tiempo seizoens-
120 el hielo ijs
121 el limón citroen
122 el azúcar suiker
123 tomar nemen; eten; drinken
124 la empanadilla pasteitje
125 chileno/-a Chileens
126 la harina bloem, meel
127 la carne picada gehakt
128 los frijoles mv bonen
129 el aguacate avocado
130 picante pittig, scherp
131 proponer (g) voorstellen
132 sin embargo echter
133 cambiar veranderen
134 todavía nog steeds
135 la pausa pauze
136 la costumbre gewoonte
137 la esquina straathoek
138 la oficina kantoor
139 la opinión mening
140 el propietario, eigenaar
141 cerca (de) dichtbij
142 ya al
143 nadie niemand
144 casero zelfgemaakt
145 sencillo eenvoudig
146 o sea oftewel
147 combinar combineren
148 ligero licht
149 básicamente voornamelijk
150 fijo vast
151 concreto concreet
152 lejos ver
153 alguna vez soms
154 la pizza pizza
155 la fiambrera lunchtrommel
156 el microondas magnetron
157 juntos samen
158 el/la comerciante winkelier
159 cerrar (ie) sluiten
160 eso sí dat wel
161 el pescadito visje
162 el filete filet
163 la siestecita middagdutje
164 echar una siesta een middagdutje doen
165 delante de voor
166 el ejecutivo manager
167 si no anders
168 al final uiteindelijk
169 cansar vermoeien
170 por semana per week
171 la verdad waarheid
172 la verdad es que… het is eigenlijk zo dat…
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken