Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: Kapitel 9 Wie sag' ich es? 10B

Nederlands - Duits

Naam: Kapitel 9 Wie sag' ich es? 10B

Description:

Created on: monday 21 april 2008

Category: Salzgitter heute plus VH

 

Primary language: Nederlands

Secondary language: Duits

 

Downloads: 66

Tests: 18

 

AddThis Social Bookmark Button
Nederlands Remark (Nederlands) Duits Remark (Duits)
1 Beschrijf jezelf eens. Beschreibe dich mal.
2 Ik ben 14 (jaar). Ich bin vierzehn (Jahre alt).
3 Ik ben 1,70m lang. Ich bin 1,70m groß.
4 Ik heb zwart haar. Ich habe schwarze Haare.
5 Ik heb blond haar. Ich habe blonde Haare.
6 Ik heb rood haar. Ich habe rote Haare.
7 Ik heb donkerblond haar. Ich habe dunkelblonde Haare.
8 Ik heb lichtbruin haar. Ich habe hellbraune Haare.
9 Ik heb blauwe ogen. Ich habe blaue Augen.
10 Ik heb bruine ogen. Ich habe braune Augen.
11 Ik heb grijze ogen. Ich habe graue Augen.
12 Ik heb een puntneus. Ich habe eine spitze Nase.
13 Ik heb een wipneus. Ich habe eine Stupsnase.
14 Ik heb gekruld haar. Ich habe gelockte Haare.
15 Ik heb sluik haar. Ich habe glatte Haare.
16 kort haar kurze Haare
17 lang haar lange Haare
18 Ik ben mollig. Ich bin untersetzt.
19 Ik ben dun. Ich bin dünn.
20 Ik draag altijd oorbellen. Ich trage immer Ohrstecker.
21 Ik draag nooit oorbellen. Ich trage nie Ohrstecker.
22 Welke kleding draag je graag? Welche Kleidung trägst du gern?
23 Ik draag vaak jeans en een trui. Ich trage oft Jeans und einen Pullover.
24 Ik draag meestal een T-shirt en sportschoenen. Ich trage meistens ein T-Shirt und Sportschuhe.
25 Ik draag nooit een rok. Ich trage nie einen Rock.
26 Ik kleed me sportief. Ich kleide mich sportlich.
27 Ik kleed me trendy. Ich kleide mich trendy.
28 Merkkleding vind ik belangrijk. Markenkleidung finde ich wichtig.
29 Merkkleding vind ik onzin. Markenkleidung finde ich Unsinn.
30 Ik draag vaak zwart. Ich trage oft schwarz.
31 Wat doe je in je vrije tijd? Was machst du in deiner Freizeit?
32 Ik houd van zwemmen en paardrijden. Ich mag schwimmen und reiten.
33 Ik luister naar muziek. Ich höre Musik.
34 Ik lees een tijdschrift. Ich lese eine Zeitschrift.
35 Ik kijk tv, vooral politieseries. Ich sehe fern, vor allem Krimis.
36 Ik doe computerspelletjes. Ich spiele Computerspiele.
37 Heb je broers of zussen? Hast du Geschwister?
38 We zijn thuis met z'n vieren. Wir sind zu hause zu viert.
39 Mijn broer en ik schelen drie jaar. Mein Bruder und ich sind drei Jahre auseinander.
40 Mijn vader werkt bij Siemens. Mein Vater arbeitet bei Siemens.
41 Mijn moeder werkt op kantoor. Meine Mutter arbeitet im Büro.
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken