Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: Kapitel 8 Wie sag' ich es? 12B

Nederlands - Duits

Naam: Kapitel 8 Wie sag' ich es? 12B

Description:

Created on: monday 21 april 2008

Category: Salzgitter heute plus VH

 

Primary language: Nederlands

Secondary language: Duits

 

Downloads: 67

Tests: 24

 

AddThis Social Bookmark Button
Nederlands Remark (Nederlands) Duits Remark (Duits)
1 Wat is er met jou aan de hand? Was ist los mit dir?
2 Wat trek je een gezicht? Was machst du für ein Gesicht?
3 Is er iets mis? Stimmt etwas nicht?
4 Je bent zo stil. Du bist so still.
5 Je bent zo gedeprimeerd. Du bist so bedrückt.
6 Je zet een gezicht als een oorwurm. Du machst ein Gesicht wie sieben Tage Regenwetter.
7 Waar wringt de schoen? Wo drückt der Schuh?
8 Zeg het maar. Sprich dich aus.
9 Kan ik wat voor je doen? Kann ich etwas für dich tun?
10 Ik heb een probleem. Ich habe ein Problem.
11 Ik kan niet beslissen. Ich kann mich nicht entscheiden.
12 Ik weet niet wat ik moet doen. Ich weiß nicht, was ich tun soll.
13 Ik weet niet wat ik wil. Ich weiß nicht, was ich will.
14 Ik vind het moeilijk een keuze te maken. Ich finde es schwierig, eine Wahl zu treffen.
15 Ik vind het moeilijk voor een stage te kiezen. Ich finde es schwierig, mich für ein Betriebspraktikum zu entscheiden.
16 Ik vind het moeilijk voor een beroep te kiezen. Ich finde es schwierig, mich für einen Beruf zu entscheiden.
17 Ik weet niet welk beroep ik zal leren. Ich weiß nicht, welchen Beruf ich lernen soll.
18 Ik weet niet welke stage ik moet doen. Ich weiß nicht, welches Betriebspraktikum ich machen soll.
19 Waarvoor interesseer je je het meest? Wofür interessierst du dich am meisten?
20 Waarvoor interesseer je je helemaal niet? Wofür interessierst du dich überhaupt nicht?
21 Wat doe je het liefst? Was machst du am liebsten?
22 Wat doe je helemaal niet graag? Was machst du überhaupt nicht gerne?
23 Welke interesses heb je? Welche Interessen hast du?
24 Welke hobby's heb je? Welche Hobbys hast du?
25 Neem je tijd. Denk er nog eens over na. Nimm dir Zeit. Denke noch einmal darüber nach.
26 Je bent een moeilijk geval. Laat ons morgen verder praten. Du bist ein schwieriger Fall. Lass uns morgen weiterreden.
27 Het zal wel komen. Wird schon werden.
28 Nou, dan is het toch duidelijk. Na, dann ist die Sache doch sonnenklar.
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken