Vocabulum Online Vocabulary Trainer


Wordlists: Kapitel 2 Wie sag' ich es? 11B

Nederlands - Duits

Naam: Kapitel 2 Wie sag' ich es? 11B

Description:

Created on: monday 21 april 2008

Category: Salzgitter heute plus VH

 

Primary language: Nederlands

Secondary language: Duits

 

Downloads: 114

Tests: 163

 

AddThis Social Bookmark Button
Nederlands Remark (Nederlands) Duits Remark (Duits)
1 Wat is jouw hobby? Was ist dein Hobby?
2 Mijn hobby is voetbal. Mein Hobby ist Fußball.
3 Mijn hobby is tennis. Mein Hobby ist Tennis.
4 Mijn hobby is handbal. Mein Hobby ist Handball.
5 Mijn hobby is judo. Mein Hobby ist Judo.
6 Doe je aan sport? Treibst du Sport?
7 Ja, ik voetbal. Ja, ich spiele Fußball.
8 Ja, ik tennis. Ja, ich spiele Tennis.
9 Ja, ik speel piano. Ja, ich spiele Klavier.
10 Ja, ik speel gitaar. Ja, ich spiele Gitarre.
11 Wat doe je het liefst? Was machst du am liebsten?
12 Zit jij op een vereniging? Bist du in einem Verein?
13 Hoe hoog is de contributie? Wie hoch ist der Vereinsbeitrag?
14 Honderd euro per jaar. Hundert Euro pro Jahr.
15 Mijn vereniging heeft veel leden. Mein Verein hat viele Mitglieder.
16 Wat vind jij van tafeltennis? Wie findest du Tischtennis?
17 Ik vind sport stom. Ich finde Sport blöd.
18 Ik vind sport fantastisch. Ich finde Sport fantastisch.
19 Wanneer train jij? Wann trainierst du?
20 Ik train 's maandags. Ich trainiere montags.
21 Ik train dinsdags. Ich trainiere dienstags.
22 Ik train 's woensdags. Ich trainiere mittwochs.
23 Ik train donderdags. Ich trainiere donnerstags.
24 Ik train vrijdags. Ich trainiere freitags.
25 Ik train zaterdags. Ich trainiere samstags.
26 Ik train zondags. Ich trainiere sonntags.
27 Speel jij wedstrijden? Spielst du Wettkämpfe?
28 We zullen zeker winnen. Wir werden bestimmt gewinnen.
29 Zaterdags heb ik altijd een wedstrijd. Samstags habe ich immer einen Wettkampf.
30 Speel je graag basketbal? Spielst du gern Basketball?
31 Speel je graag volleybal? Spielst du gern Volleyball?
32 Wat doe jij in jouw vrije tijd? Was machst du in deiner Freizeit?
33 Ik beng folders rond. Ich trage Prospekte aus.
34 Ik breng kranten rond. Ich trage Zeitungen aus.
35 Ik zit voor de tv. Ich sitze vor dem Fernseher.
36 Dan luister ik naar muziek. Dann höre ich Musik.
37 Ik lees een boek. Ich lese ein Buch.
38 Dan ga ik naar de bioscoop. Dann gehe ich ins Kino.
39 Dan ga ik naar het concert. Dann gehe ich ins Konzert.
Vocabulum Online Vocabulary Trainer help

Help for this page:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken